Hieronder volgt een aantal ‘richtlijnen’ die inzicht geven in wie in aanmerking komt voor een CI en wanneer het zinvol is iemand aan te melden bij een CI-team.  Volwassenen Wie? Volwassenen met doofheid of zeer ernstige slechthorendheid aan beide oren, wa
De C.I.

Hieronder volgt een aantal ‘richtlijnen’ die inzicht geven in wie in aanmerking komt voor een CI en wanneer het zinvol is iemand aan te melden bij een CI-team.

Volwassenen

Wie?

Volwassenen met doofheid of zeer ernstige slechthorendheid aan beide oren, waarbij er met de meest krachtige hoortoestellen slechts zeer weinig kan worden verstaan.

Volwassenen moeten minimaal tot hun vijfde levensjaar nog (iets) gehoord hebben. Daardoor hebben ze de kans gehad om spontaan een gesproken taal te leren begrijpen en spreken. Als een dove volwassene reeds voor de leeftijd van vijf jaar doof is geworden of doof is geboren, heeft cochleaire implantatie vaak een teleurstellend resultaat.

Wanneer?

De timing voor implantatie is afhankelijk van audiologische, medische, sociale en psychologische factoren. Een kandidaat moet ervaring hebben met hoortoestellen die voor hem/haar het meest geschikt zijn. Daarnaast moet een kandidaat gemotiveerd zijn voor de operatie en intensieve revalidatie. Medisch is het noodzakelijk dat iemand in voldoende fysieke conditie verkeert om de operatie en de revalidatieperiode te doorlopen. Tot slot is het belangrijk dat iemand reële verwachtingen heeft ten aanzien van de mogelijkheden van cochleaire implantatie.

Spoed!

Volwassenen die recent doof zijn geworden na een hersenvliesontsteking komen met voorrang in aanmerking. De kans bestaat dat binnen een aantal weken tot maanden na de hersenvliesontsteking verbening van het slakkenhuis optreedt hetgeen implantatie kan bemoeilijken.

Mijn KNO –arts vertelde me van een nieuwe ontwikkeling betreffende het DFNA9 gen.
Een jaar geleden is ontdekt , met een MRI-scan van het evenwichtsorgaan en het slakkenhuis van het gehoororgaan, dat bij gendragers fibrose( =verbindweefseling) kan optreden.
Deze fibrose zorgt ervoor dat de canule die bij een cochleair-implantaat (CI) ingebracht wordt in het slakkenhuis mogelijk minder goed kan worden geplaatst.
Bij DFNA9-gendragers wordt dan nu ook voorgesteld met een MRI-scan deze fibrose op het spoor te komen.
Meestal wordt er eerst fibrose in het evenwichtsorgaan gevormd wat nog geen consequenties heeft voor een CI.

Aangezien bij DFNA9-gendragers goede resultaten geboekt worden met een veel betere spraakverstaanbaarheid,dan maximaal haalbaar met gehoorapparaten is de indicatie voor plaatsing van een CI verruimd.

Dus de KNO –artsen willen tegenwoordig al voor er fibrose in het slakkenhuis plaatsvindt een CI plaatsen.
Indien er vergevorderd fibrose in het begin van het slakkenhuis zich inmiddels al heeft gevormd kan mogelijk een CI niet meer geplaatst worden.

Het is dus aan te bevelen dat DFNA9-gendragers bij een KNO arts onder controle zijn in een ziekenhuis dat ook cochleair implantaten plaatst.
De betreffende KNO-arts kan dan desgewenst en indien geïndiceerd in uw individueel geval een MRI-scan laten maken om deze fibrose vorming op het spoor te komen.